Cervicogenic dizziness: screening

Introduction[edit | edit source]

Patients with dizziness can be classified into different subgroups on the basis of different characteristics. Cervicogenic dizziness is one of the possible causes of dizziness. 1,14 It has been defined as an aspecific sensation of changed spatial orientation and disequilibrum as the consequence of a proprioceptive disorder at the level of the cervical afferents occuring with positions and movements of the neck and can be accompanied with a stiff or painlfull neck. 2,3,4 At this moment there are no diagnostic tests available to state that the dizziness has a cervicogenic origin. It is a diagnosis of exclusion where other causes of dizziness have to be excluded. The screening tool is developed to increase the probability to decide a cervicogenic origin after the patient history and clinical examination. It is indicated which findings can be reason for referral. 

Legend[edit | edit source]

Bold finding    These are findings where you have to consider referral to specialistic care because of a serious underlying pathology. Think about pathologies of the central nervous system, vestibular disorders or cardiovascular problems.  
(findings in italic between brackets) These are possible pathologies where you can think about when certain findings are mentioned. 
BPPV Benign Paroxysmal Postioning Vetigo
CAD Cervical Arterial Dysfunction
CD Cervicogenic Dizziness
CVA Cerebrovasculair Accident
TIA Transient Ischemic Attack

Praktisch gebruik[edit | edit source]

De tool is zo opgesteld dat u gestructureerd te werk kan gaan in het afnemen van uw anamnese en klinisch onderzoek. U heeft de mogelijkheid om per item één of meerdere kenmerken/bevindingen aan te vinken. Indien er geen specifieke bemerkingen zijn hoeft u niets aan te vinken. Een aantal bevindingen kan passen bij meerdere aandoeningen, een cluster van symptomen geeft een grotere waarschijnlijkheid voor een bepaalde aandoening.

Indeling[edit | edit source]

  • Algemene gegevens

Vul hier de algemene gegevens zoals naam, geboortedatum en de datum van de afname van tool in.

  • Verwijsdiagnose

Indien aanwezig: vul de gegevens van de verwijsdiagnose in. Eventueel ook aanvullende medische gegevens zoals informatie over beeldvormend onderzoek.

  • Anamnese

Ga systematisch alle items af.
Indien geen hoofd- en/of nekpijn gerapporteerd wordt, hoeft u item 3a en/of 3b niet te bevragen. Overloop na uw anamnese het formulier en bekijk of u een patroon herkent aan de hand van de  bevindingen en de mogelijke aandoeningen die erachter staan. Bij het vermoeden van ernstige aandoeningen of aandoeningen die u als therapeut niet kunt behandelen dan stuurt u de patiënt door  voor verder onderzoek en/of behandeling.

  • Klinisch onderzoek

Zie onderstaande testen

Otoneurologisch onderzoek[edit | edit source]

Romberg Test: [edit | edit source]

Uitvoering: De patiënt staat rechtop met de voeten naast elkaar. Eerst wordt de test uigevoerd met de ogen open, vervolgens met de ogen gesloten.
Beoordeling:Men gaat na of de patiënt duizelig is of zijn evenwicht verliest met de ogen open en dicht. Ook gaat men na of er sprake is van deviaties, de richting van deviaties en invloed van afleiding
op deviaties.


Vinger-wijs proef: [edit | edit source]

Uitvoering: De patiënt zit/staat voor u en deze dient met de wijsvinger de vinger van de therapeut zo nauwkeurig mogelijk te volgen zonder deze te raken.
Beoordeling: Richting van overshoot, intentietremor.


Proef van Babinski Weil: [edit | edit source]

Uitvoering: Patiënt stapt met gesloten ogen en armen voorwaarts gestrekt op schouderhoogte 4 of 5 stappen voorwaarts en vervolgens evenveel achterwaarts. Dit wordt een aantal keer herhaald zonder de ogen tussendoor te openen.
Beoordeling: Deviatie en richting van de deviatie van een recht voor-achterwaarts patroon. De achtereenvolgende deviaties vormen een ster-patroon. In vergelijking met het stappen met ogen open kan ook de steunbasis (breed versus smal) van het gangpatroon beoordeeld worden.


Inspectie spontane nystagmus: [edit | edit source]

Uitvoering: Eerst gaat men na of er sprake is van centrale spontane nystagmus. Hierbij kijkt de patiënt naar een vast punt recht voor zich op meer dan 2 meter afstand. Vervolgens gaat men na of een spontane nystagmus plaats vindt bij het staren vanuit verschillende oogposities, bvb kijkend naar boven of naar links.
Beoordeling: De aanwezigheid van nystagmus. Nystagmus is een herhaaldelijk snel heen en weer gaan van onwillekeurige oogbewegingen. Spontane nystagmus is, ongeacht de richting, frequentie of snelheid, reden voor verwijzing naar gespecialiseerd onderzoek.


Saccadische oogbeweging: [edit | edit source]

Uitvoering: De patiënt wisselt snel van blik tussen twee uit elkaar staande punten.
Beoordeling: Nagaan of er sprake is van overshoot, undershoot van oogbewegingen of andere afwijkende saccadische oogbewegingen aanwezig zijn.


Smooth pursuit test: [edit | edit source]

Uitvoering: De patiënt houdt het hoofd stil en probeert met de ogen een voorwerp te fixeren dat traag heen en weer bewogen wordt door de therapeut.
Beoordeling:Niet vloeiende oogbeweging of saccades. Het is mogelijk dat andere herkenbare symptomen worden opgewekt.


Blikstabiliteit:[edit | edit source]

Uitvoering: De patiënt probeert de ogen te fixeren op een vast object tijdens het actief bewegen van het hoofd in verschillende richtingen.
Beoordeling: Onmogelijkheid te fixeren, niet vloeiende bewegingen of afwijkende nekbewegingen. Het is mogelijk dat andere herkenbare symptomen als duizeligheid, wazig zicht, misselijkheid worden opgewekt.


Oog-hoofd coördinatie: [edit | edit source]

Uitvoering: De patiënt beweegt eerst de ogen richting een vast object. Terwijl de patiënt zijn blik gefixeerd blijft op het object draait hij nu ook het hoofd richting het object. Dit kan uitgevoerd worden in verschillende richtingen: links, rechts, boven, onder, …
Beoordeling: Onmogelijkheid oog- en hoofdbewegingen te dissociëren. Het is mogelijk dat andere herkenbare symptomen worden opgewekt.


Fluistertest: [edit | edit source]

Uitvoering: De test kan zowel zittend als staand worden uitgevoerd. Voer het onderzoek op gelijke hoogte met de patiënt uit. Ga achter de patiënt zitten (of staan)op een armlengte afstand. Één oor wordt door de patiënt zelf afgedekt. De patiënt moet herhalen wat gefluisterd wordt. Fluister per oor zes combinaties van drie cijfers en letters. Bijvoorbeeld 66F, G8D, 1KL.
Beoordeling: De test is afwijkend als de patiënt meer dan vier (van de zes) combinaties niet herhaalt.


Onderzoek BPPV[edit | edit source]

Dix-Hallpike manoeuvre: [edit | edit source]

Uitvoering: De patiënt zit in langzit op de tafel. Het hoofd wordt in 45° rotatie gebracht. Vervolgens wordt in een snelle beweging de patiënt naar ruglig gebracht, waarbij het hoofd in 30° extensie afhangt van de tafel met de behouden rotatie. Deze positie wordt minstens 30 sec aangehouden. De test wordt herhaald met het hoofd geroteerd naar de andere zijde.
Beoordeling: Geef aan of de test positief is voor rotatie met het hoofd naar links of rechts of beide. Let op het optreden van vertigo, , het optreden en richting van nystagmus, latentietijd en tijd die het kost na ontstaan nystagmus/vertigo vooraleer het uitgedoofd is.


Roll test: [edit | edit source]

Uitvoering: Deze test wordt enkel uitgevoerd indien de Dix-Hallpike negatief is maar er toch een vermoeden van BPPV is. De patiënt ligt op de rug met het hoofd in 30° flexie. De therapeut assisteert de patiënt bij het snel omrollen op 1 zijde. Het hoofd wordt steeds in 30° flexie gehouden. Deze positie wordt minstens 1 minuut aangehouden. De test wordt herhaald naar de zijde.

Beoordeling: Optreden van vertigo, optreden en richting van nystagmus, latentietijd en tijd die het kost na ontstaan nystagmus/vertigo vooraleer het uitgedoofd is.


Onderzoek cervicale regio[edit | edit source]

Inspectie: [edit | edit source]

Uitvoering: Inspectie in zit of stand
Beoordeling: Nagaan of er een afwijkende stand is zoals bijvoorbeeld lateroflexiestand of voorwaartse hoofdpositie.


Palpatie naar spierspanning: [edit | edit source]

Uitvoering: Spieren palperen met vinger II en III met een dergelijke druk dat de vingertop wit kleurt
Beoordeling: Scoring pijnreactie 0-3:
0. geen pijn of zichtbare reactie
1. lichte gevoeligheid en geen zichtbare reactie
2. pijnlijke aanraking en zichtbare reactie
3. ernstige pijn en beduidende zichtbare reactie, jump sign


Functieonderzoek: [edit | edit source]

Uitvoering: U kunt dit onderzoek uitvoeren met de patiënt in zit of in lig. Het functieonderzoek kan uitgevoerd worden volgens de richtlijnen van Aad van der El.
Beoordeling: Tijdens het onderzoek gaat u na of er sprake is van een functiestoornis en/of pijn en/of uitgelokte duizeligheid. In de bijbehorende tabel kunt u uw bevindingen als volgt invullen:

Functiestoornis: vul in welke beweging(en) in welke richting (links of rechts) gestoord is/zijn.
Pijn: vul in welke beweging(en) in welke richting (links/rechts) pijnlijk is/zijn.
Duizelig: vul in bij welke beweging(en) in welke richting (links/rechts) duizeligheid wordt opgewekt.
Indien er geen abnormale bevindingen zijn kan u een streep ‘/’ zetten.

Bijvoorbeeld:

Actief regionaal Functiestoornis Pijn            Duizeligheid  
C0-3 Rot li, 3D flex li Rot li    /


Cervicale repositiezin: [edit | edit source]

Uitvoering: De patiënt zit op 90 cm van een muur met een laser op een haarband. Het startpunt van de laser wordt aangeduid op de muur. De patiënt voert 1D hoofdbewegingen uit met ogen gesloten en probeert de neutrale hoofdpositie zo goed mogelijk te reproduceren.
Beoordeling: Het punt waar de laser op wijst na de hoofdbeweging bevindt zich meer of minder dan 7 cm van de het neutrale punt.